Priemgedoe

Ik had destijds zelf nog geen rijbewijs, dus ook geen eigen auto. Reed dus altijd met collega’s mee naar het werk. Nu praat ik wel over ruim voor de eeuwwisseling, hoor. In de tijd nog dat je een autoradio had met cassettebandjes en een volumeknop. Zo eentje waar je aan kon draaien. En er was een collega die een behoorlijk nieuwe autoradio had, dat weet ik nog als de dag van gisteren. Eentje met tiptoetsen en een cd-speler erin.

Ze had een toffe cd op staan en ik zat naast een andere collega achterin. Het volume stond op 11, dat kon ik aflezen. Ik vond het nummer leuk en vroeg of het iets harder kon. Tik-tik deed ze. Het volume op 13, was best goed te doen, aangenaam ook. Maar terwijl iedereen genoot zat ik met kromme tenen. Liever had ik gezien dat ze tik-tik-tik zou hebben gedaan. Want dan stond het volume op 14. En dat is een even getal. Dat op zijn minst.

Maar wat nog erger was… Zowel 11 als 13 zijn priemgetallen. En die haat ik. Echt. Ik kan er gewoon niet tegen. Ik wil ze enkel zien toegepast als ze een hoger doel dienen. Zoals 3 keer tikken om op een volume van 14 uit te komen. Of vijf keer en dan kom je op zestien. Dat voelt helemaal lekker, een veelvoud van vier. Je ziet, ik schrijf die getallen voluit. Omdat het zo lekker is als iets vier is of een veelvoud daarvan.

Goed, niet elk priemgetal roept hetzelfde bij mij op. Ik vind 5 nog enigszins te doen. Vijftallen mogen wel. Heeft ook wel iets, 10, 15, 20, 25 en zo. De helft van alle vijfvouden is oneven maar ik vind dat ze mooi afronden en zo heerlijk zijn op te tellen met andere vijfvouden. Machtig mooi haast.

En alleen 5 zelf is een priemgetal, de rest niet. Heerlijk vind ik dat. Hoewel dat weer voor alle veelvouden van hele getallen geldt, ook veelvouden van priemgetallen of uitkomsten van twee met elkaar vermenigvuldigde priemgetallen.

Dat zouden ze eigenlijk altijd moeten doen, dat priemgetallen moeten worden vermenigvuldigd met een ander priemgetal. Het levert altijd wel een oneven getal op als uitkomst (behalve het door mij toegejuichte priemgetal 2) maar het voelt niet meer zo eng. Je leest het goed: het voelt eng aan als er losse priemgetallen langs komen op de meest onverwachte plaatsen.

Mijn dochter wil in de auto altijd de radio aan, het is het eerste wat ze vraagt als ze haar gordel om klikt en ik het contact aan heb gedaan en de motor gestart. Papa moet dan altijd even zeuren over die lievelingszender van haar en dat daar alleen maar irritante non-muziek op komt. Maar dan komt geheid de volgende vraag: of het harder mag. Ik doe het dan wel zelf. Dan staat hij tenminste niet op 17. Alles beter dan dat.

Mijn leven zoals het nu is, valt best mee. Ik ben nu 52 jaar en hoewel dat niet meer van de jongste is kan ik nog best mee. Maar je voelt hem al aankomen: straks word ik 53. Oneven weer. Dat niet alleen… Het is een priemgetal. Dat trek ik nu al niet. Lieve help. Ik zit nu even alleen in de auto en droomde net wat weg. Maar die 53 zit mij werkelijk niet lekker. Ik dacht er even over om mij dan maar met auto en al tegen een van die pilaren daar voor mij te drukken. Maar het zijn er 7. Heb ik weer…

Eric Odijk

1 reactie

Opgeslagen onder Verhalen

Een tweede kans

Het was een dag met een flauw zonnetje, dat het maar net won van de lichtgrijze bewolking. Misschien was een druilerige dag gepaster geweest, zo vond Ellen, het zou in elk geval een stuk beter aansluiten bij haar humeur. “Weet je, Maarten,” zei ze met ingehouden emotie, “dat Second Chance contact met me heeft opgenomen kan ik wel plaatsen. Per slot van rekening heeft Steven dat zelf zo aangegeven. Je hebt het zelf ook kunnen zien, toch?” Maarten knikte instemmend. Ook hij zag dat er met de uitnodiging niets bijzonders was, het was gewoon netjes. Nee, het klopte helemaal. Ook de handtekening van Steven was authentiek. Alles zag er volstrekt geloofwaardig uit.

Maarten liep even een stap wat sneller, zodat hij de grote gietijzeren poort netjes voor Ellen kon openen. “Ik kan niet anders dan jou gelijk geven, Ellen,” antwoordde hij, “mijn broer is altijd een tikje excentriek geweest en ik moet eerlijk zeggen dat het best wel bij hem paste. Alleen had ik nog nooit van Second Chance gehoord. Toen ik die envelop met de uitnodiging zag, dacht ik zelf meer aan heel andere dingen. Maar dat zal wel meer met mijn eigen geschiedenis te maken hebben.” Dat kon Ellen alleen maar beamen. “Bij jou zou het inderdaad iets met reclassering kunnen zijn geweest, hoewel ik het dan wel weer stijlloos zou vinden. Maar bij Steven… Het is dat ik de envelop toch heb geopend en las waar het over ging.”
Maarten keek naar een punt in de verte. “Zelf had ik meteen het gevoel dat ik op een afschuwelijke en mensonterende manier werd belazerd. Jij niet, toch?” Zij schudde gedecideerd haar hoofd. Maar ze zat er ook heel anders in dan Maarten. Voor hem was Steven een broer, voor Ellen was het haar man. De beoogde vader van de kinderen die ze nu nooit meer van hem zou kunnen krijgen. Het verdriet was voor hen allebei groot, maar het effect op hun leven was anders. Maarten kon verder, zij kon dat niet zo eenvoudig.
Hoe absurd was het niet om een brief te krijgen met daarin als bijsluiter een geheugenstick met een videoboodschap van haar man zelf. Een boodschap over de dood heen, een uitnodiging om naar het kantoor van Second Chance te komen, samen met Maarten. Bij wie net als bij haar de nieuwsgierigheid het won van de verbijstering. Maar de video was kort en duidelijk. Steven vroeg het letterlijk: “Ik wil jullie vragen om samen na mijn overlijden, als Second Chance de tijd rijp acht, naar hun adres te komen in Aalst. Zelf heb ik dat kantoor alleen maar op foto’s gezien, maar het ziet er goed uit. Ik heb zelf vertrouwen gehad in deze mensen. Misschien mag ik het niet vragen, maar zet je over de eerste verbazing heen en geef ze het voordeel van de twijfel.”

De ontvangst, een week geleden, bij Second Chance was hartelijk en eerbiedig. Het verhaal, deels verteld door de medewerkers, deels door Steven op stukjes video, was des te meer verbijsterend. Het kwam er in het kort op neer, dat Steven enkele buisjes bloed had laten afnemen, alsmede wat wangslijmvlies en een aantal haren. Dit werd dan vanuit het ziekenhuis snel vervoerd naar Aalst, waar het werd geprepareerd. Op een volgende videoboodschap, die werd getoond, vertelde Steven het als volgt: “Het wachten is op een geschikt persoon, die na mijn dood zal worden geïnjecteerd met mijn bewerkte bloedstaal. Die persoon moet voldoen aan een aantal strenge eisen. De genetische component is nog het minste.”
Verder werd het door een medewerker van Second Chance tot in detail uitgelegd. Een zorgvuldig opgesteld verhaal, wat complete fictie leek, maar door de uitleg van Second Chance werd het heel logisch. Verschillende volkeren uit allerlei culturen, uit verschillende tijdvakken, in essentie waren ze het er allemaal over eens dat de geest en persoonlijkheid van ieder mens terug kon worden gebracht tot het bloed. Bij Second Chance werd het verhaal verrijkt door er de nieuwste technologische en genetische ontdekkingen aan toe te voegen. Er moest absoluut sprake zijn van vers weefsel, uit minimaal twee geverifieerde stalen of monsters, waaruit een zuiver preparaat kon worden gewonnen. Het had alles te maken met DNA, moleculaire leeftijd, bloedspiegels en bioritmische resonantie. Whatever that may be. Maar het zat zo goed in elkaar, dat het wel waar moest zijn. Op zijn minst was dit het proberen waard.
Ellen kreeg toen vervolgens een doosje aangereikt. Tegelijk verscheen het gezicht van Steven op de monitor en vervolgde hij zelf het verhaal: “Lieve Ellen,” klonk het over de luidsprekers, “wat je nu hebt gekregen is een doosje met daarin een flesje. Daarin zit een donkere vloeistof. Het is mijn B-staal. Door middel van UV-licht is het geneutraliseerd. Dat wil zeggen dat het niet meer zal werken. Dat is niet erg, dat is juist goed. Want dat betekent dat er een ontvanger is gevonden.” In het voormalige Oostblok leven heel veel mensen die gedesillusioneerd zijn. Na het wegvallen van de dictaturen en het gesloten communistische systeem leek het leven eerst veel te verbeteren, maar na verloop van tijd bleek voor velen het tegendeel. Dat bracht wanhoop en verdriet. Voor sommigen was er nog maar één uitweg en helaas kozen er steeds meer mensen voor een vroegtijdige ontmoeting met het noodlot. Steven vervolgde zelf: “Second Chance bood een alternatief. Waar sommige mensen slechts enkele organen afstonden, kon men via Second Chance een heel lichaam aanbieden. Ik snap het zelf nog niet helemaal, maar die mensen wilden dood en anderen zoals ik willen juist leven. Via een geheim procedé is men er in geslaagd om de levensenergie van de ene mens over te brengen in een ander, mits die daarvoor afstand doet van het leven zelf. Kijk, het kan best zijn dat het onzin is, maar ik had geen andere keuze. Het feit dat je nu naar deze boodschap kijkt, wil zeggen dat het dus toch gelukt is. En straks ontmoet je mij opnieuw.” Ellen viel letterlijk van haar stoel. Maarten zat met open mond en volstrekt ongelovig te kijken naar het beeld van zijn broer, dat direct na het uitspreken van die laatste zin op pauze was gezet.
De medewerker van Second Chance had toen een glas water aangeboden en het woord genomen. “Wat uw man en broer Steven hier zojuist heeft gezegd, is inderdaad waar. Het is ons gelukt om het A-staal succesvol in te brengen in een geschikt persoon. Deze persoon heeft hier nu twee volle weken op de recuperatie-afdeling gelegen en is eergisteren ontwaakt. Het zal ook voor deze mens nog veel aanpassingsvermogen vergen, de essentie van uw Steven moet zich immers nog zetten naar de nieuwe persoon. Wij hebben getracht een mens te vinden dat zo dicht mogelijk bij uw broer en man kon komen, maar op den duur konden wij slechts één persoon matchen met Steven. Iemand uit de Oekraïne, achtentwintig jaar oud en gelukkig volledig gezond. En die persoon komt nu de kamer binnen.”

Het licht werd gedempt en naast het videoscherm opende een deur. Maar dat daar een keurig geklede blonde jonge vrouw stond, hadden ze allebei totaal niet zien aankomen en de eerste reactie van Maarten was er een van woede. “Smerige oplichters,” was zijn repliek, “hoe kunnen jullie zo iets volslagen idioots met ons uithalen. Doen jullie dat bij iedereen die hier vol onverwerkt verdriet langs komt?” Toen de man van Second Chance het woord wilde nemen, kwam het geluid uit de andere hoek. De blonde vrouw gaf het antwoord zelf. “Het is inderdaad absurd, maar had je het wel geloofd als hier een atletisch gebouwde kerel uit Rusland stond? Ik had niet zo veel te kiezen, hoor. Maar de helft van de wereldbevolking is vrouwelijk. Ze zullen echt wel een man gezocht hebben, uiteindelijk gaat het er om wie het beste aansluit bij wie ik was. En dit is het.” Een octaaf hoger, maar deze stem klonk niet bepaald Oekraïens. Het accent was bijna eng, zo dicht bij het licht geaffecteerde algemeen beschaafd Nederlands, waar Steven zich immer van bediende. De blondine glimlachte flauwtjes, “Ach, en ik had ook een lelijke tante kunnen zijn, toch?”
Maar dat had het allemaal niet makkelijker gemaakt voor Maarten en al helemaal niet voor Ellen. De autorit naar huis was wel het vreemdste wat ze hadden meegemaakt. Tot aan de grens met Nederland werd er helemaal niet gesproken. Steven, of hoe ze dan ook zou moeten gaan heten, zat achterin. Maarten aan het stuur had het ideale excuus om niets te hoeven zeggen, hij moest op de weg letten. Ellen zat er naast en keek apathisch voor zich uit. Bij Hazeldonk, waar ze de grens over gingen, werd de stilte uiteindelijk verbroken vanaf de achterbank. “Ik heb nog niet eens nagedacht over een naam,” klonk het, “de vrouw die dit lichaam afstond, heette Svetlana. Misschien moet ik dat maar doen. En dan moet ik er nog voor zorgen dat ik hier kan blijven. Maar ja, ik had er in elk geval wel rekening mee gehouden dat ik nog officieel zou moeten immigreren. Heb jij nog post gehad van de IND, Ellen?”
Ellen draaide zich verschrikt om. “Hoe-hoe weet jij dat? Ik heb inderdaad iets gekregen, maar dat was op naam van Steven…” Ellen keek eerst naar Svetlana en daarna naar Maarten. “Ja, ik heb dat geregeld,” zei Svetlana, “maar ik begrijp nu ook ineens dat je er nog niet echt mee weg bent dat ik echt ben wie ze daar bij Second Chance zeiden dat ik was. En ik weet niet hoe ik het kan bewijzen. Het is voor mij ook nog erg onwerkelijk. Het is nog niet allemaal terug, ik herinner me flarden en zo. Jullie gezichten herken ik wel, hoe we naar huis moeten rijden kan ik ook nog wel bedenken. Maar je moet me wel helpen, Ellen. Ik heb verder niks, alleen wat ik aan heb. En ik weet niet eens wat voor kledingmaat ik heb. Alleen jouw maat ken ik, ook alleen maar omdat je regelmatig lingerie van me kreeg.”
Misschien wilde Ellen dat wel horen, want een glimlach verscheen op haar gezicht. Dat klopte inderdaad, Steven nam altijd iets van lingerie mee als hij in het buitenland was geweest. Meestal heel smaakvol, soms ondeugend. Daar werd nooit iets over gezegd tegen anderen, daar kon een volslagen vreemde uit België of sterker nog, uit de Oekraïne, helemaal geen weet van hebben. Svetlana leek zich wat meer op haar gemak te voelen op de achterbank. Toen Maarten de A29 op draaide, op weg naar de Haringvlietbrug, voelde ze zich al bijna thuis. “Zullen we eerst wat eten op de Golfclub? Ik zou graag trakteren maar voorlopig kan ik nog niet bij mijn centjes, haha. Dus als iemand het even wil voorschieten…” Svetlana lachte bijna hardop van geluk.

Ellen keek naar Maarten met een lichte verbazing. Die beantwoordde haar blik met de zijne. En dat was er één waar op slag alle hoop en geloof werden weg gevaagd. “Bijna was ik er in getrapt.” Hij zei het bijna geluidloos, tandenknarsend en met de beide handen strak op het stuur. Onzichtbaar voor de achterbank ontstak Maarten in woede. En vlak voordat ze bij de parkeerplaats van de Golfclub waren, stapte hij uit. Hij opende de achterdeur en trok Svetlana er uit, terwijl hij haar keel dicht kneep. Blinde razernij, een paar rake klappen, paniek op de bijrijdersstoel en dan complete stilte. Ellen hield haar handen voor haar ogen, de tranen liepen er langs alle kanten tussendoor. “Ik had het zo graag gewild, ik geloofde alles.” Maarten onderbrak haar. “Je wordt er verdomme zo vaak voor gewaarschuwd. En dan zo’n smerige grap met die goedgelovige spirituele ziel van een Steven. Maar niet met mij!” Maarten had de auto richting de Zeeuwse kust gestuurd, genoeg plekken waar het wilde zeewater ieder spoor onzichtbaar kon doen verdwijnen.

De gietijzeren poort was statig in het slot gevallen. Maarten en Ellen stonden even verderop. Het graf van Steven lag er goed verzorgd bij. “Hoe was jouw afgelopen week?” vroeg Maarten. Ellen zuchtte. “Nog zwaarder dan voordat we in België waren om, eh, nou ja. Dat, waar we het maar beter nooit meer over moeten hebben.” Maarten gaf haar de plastic zak die hij al die tijd bij zich had gehouden. “Hier, dit lag nog op de achterbank. Het zal wel nep zijn, net als de hele rest, verdomme.” Ellen nam de plastic zak aan en keek. Het jasje van Svetlana zat er nog in. Voorzichtig pakte ze het er uit. Het was inderdaad best smaakvol. Ellen hield het voor zich en keek naar het label. “Ze wist haar eigen maat niet eens. Dit zou mij anders wel passen. Hou eens vast.” Ellen gaf haar eigen jasje aan Maarten en deed dat van Svetlana aan. Het had een binnenzakje en daarin zat een briefje.
Ze vouwde het blaadje open en las een gedichtje, geschreven op een kladblaadje van Second Chance. Een mooi gedicht. Voor haar. Ondertekend met ST, precies zoals Steven ze altijd maakte.
“Zeg, Maarten,” peinsde Ellen, “is Steven nou wel of niet zelf in Aalst bij Second Chance geweest?” Maarten schudde zijn hoofd. “Nee, daar was hij veel te ziek voor.”
(door Eric Odijk)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Verhalen

Focus

je lacht
wanneer een laatste traan
zich langzaam wentelt door het spoor
vanaf je oog tot aan je oor
en glanzend liefkoost aan de maan

ik hou je blik nog even vast
met een geleende levenswens
je ligt gevangen op mijn lens
totdat jouw focus niet meer past

dan de trossen los gelaten
en je ogen zonder leven
wie zal wie nu achter laten

en ik fluisterde nog even:
dag…
maar hoorde jij me praten
antwoord…
wordt niet meer gegeven

(Eric Odijk)

6 reacties

Opgeslagen onder Gedichten

Stuurboord

drijvend boven langs gevaren
wrakhout wars van vorm of notie
diep doorweekt maar vol emotie
spreek mij niet van woeste baren

waar de vogels vals gezongen
tussen regels door vervlogen
krijsend naar de regenbogen
laatste lucht uit oude longen

schreeuwend zonder één geluid
als verband uit dit gewrocht
ruw ontdaan van rottend fruit

zee vol zilt de zeilen zuid
hard bevochten ademtocht
longen in
en longen
uit

Eric

2 reacties

Opgeslagen onder Gedichten

Mijn

nog onbewust van waar
de weg me heen zou voe-
ren liet ik alles toe
het bracht me geen gevaar

of onheil van het soort
dat pijn doet bij gedach-
ten aan juist wat ik zag
of eerder heb gehoord

vertel je mijn verhaal
beter toch gezwegen
wat weet je helemaal

heb je mee gekregen
ontving je in mijn taal

of…

kom ik ongelegen

(Eric Odijk)

1 reactie

Opgeslagen onder Gedichten

Verzet

Tien jaar. Zo lang was het geleden dat Manuel de dunne lederen halsketting met het amulet rond haar nek had gelegd, tijdens het officiële inwijdingsritueel. Angela was die dag niet de enige, er waren er nog drie. Maar sinds kort was ze nog wel als enige over. De anderen hadden de groep inmiddels verlaten. Zij hadden op ieder hun eigen manier afscheid genomen van de groep en het leven in zijn geheel. Dingen gebeuren nu eenmaal, zo had Manuel het zo vaak gezegd. En hem overkwam het zelf ook, twee maanden terug. Hij werd gedood door een kogel uit het pistool van een soldaat van het staatsleger. De vijand. Het dodelijke instrument van een regime dat geen genade kende voor het volk, dat een compleet land onder de duim wist te houden door het systematisch plegen van gruweldaden. Plunderingen, verkrachting, ontvoering en marteling.

Manuel had haar zijn eigen littekens laten zien en die logen er niet om. Ze hadden hem ooit eens een week lang half naakt opgesloten in een stinkende varkensstal, samen met nog een paar mannen en vrouwen die het hadden gewaagd om openlijk te protesteren tegen het geweld van het regime, vertelde hij. De stal zat al vol met echte varkens, die expres werden uitgehongerd en geslagen. Zo ontstond er paniek tussen de dieren, en daarmee ook de mensen. Samen met de dieren een trog met voer delen, bakken goor water en balen smerig stro. Het deed heel wat met de gemartelden. Velen kwamen er zo mak als een lammetje met een voorgoed gebroken wil uit. Zo niet Manuel, hij zwoer vanaf toen dat hij er alles aan zou doen om de vijand nog vele malen meer pijn en vernedering te bezorgen voor wat ze hem hadden aangedaan. De stap naar aansluiting bij het verzet was volstrekt logisch. Het betekende een afscheid van het normale leven en een nieuw begin in de uitgestrekte bossen en bergen van het diepe en schier ondoordringbare binnenland.

Angela had kennis gemaakt met Manuel toen ze nog maar acht was. Hij had haar nog net kunnen redden uit het brandende huis van haar ouders, zo vertelde hij. In de vlucht naar buiten, waarbij Manuel haar arm zo ongeveer uit de kom trok, had ze haar vader en moeder voor de deur nog kunnen zien liggen. Weg moesten ze, voordat het leger langs zou komen om alles en iedereen kapot te maken die nog het lef had te bewegen. De strijders van het verzet verdwenen haast geruisloos in de maisvelden en de voorlopers van het bos. Eerst nog half open en fris groen, even verderop werd het dichter en dichter begroeid. En dat alles binnen nog geen kwartier tijd. Zo snel veranderde haar leven.

Het eerste jaar in het oerwoud was geen pretje, samen met een paar andere kinderen en jonge mensen werd Angela in een soort kamp gehouden. Daar kregen ze op strak gezette tijden voldoende te eten en te drinken. Daar had iedereen een plek toegewezen gekregen om te kunnen slapen en werden de taken verdeeld die moesten worden verricht om te kunnen overleven in de natuur. Het plukken van vruchten en eetbare planten, het houden van kippen en een paar varkens, het wassen van de kleren en -heel belangrijk- het schoon houden van de geweren. Dat laatste mocht je natuurlijk niet meteen doen, daarvoor moest je het vertrouwen hebben verdiend van je groepshoofd. Manuel was dat voor haar. Een goede leraar, een strenge maar toch toegewijde leider. Manuel kon prachtig vertellen, over de natuur, de dieren, het leven in het woud, maar ook de verschrikkingen die de mensen in de dorpen en steden moesten doorstaan. En dat alles door toedoen van die verschrikkelijk wrede president en zijn leger van bloeddorstige moordenaars.

Zij kon uren, dagen en weken bijna ademloos luisteren naar het levensverhaal van Manuel. Een verhaal dat hij steeds opnieuw moest vertellen als er weer een nieuwe groep jonge mensen was bevrijd uit de klauwen van het regime. En toen ze er zelf een heel jaar had gezeten, werd het haar taak om deze mensen alles te leren over de huishoudelijke taken in het woud. Dat deed ze tot ze veertien jaar oud was. Daarna leerde Angela om te gaan met wapens. Eerst mocht ze boogschieten, later ook oefenen met een echt geweer. En dat kon ze goed, heel goed. Haar tomeloze inzet en strijdbare houding zorgden ervoor dat ze langzaam maar zeker werd toegelaten tot de groep van vertrouwelingen die Manuel rond zich had verzameld.

De groep van Manuel wisselde nogal eens van samenstelling. Soms keerde niet iedereen terug van een tocht. Zij ging zelf nog niet mee. Manuel vond haar erg goed maar nog wat te jong voor het echte werk. Hij vond haar echter niet overal te jong voor. En daardoor leerde ze een andere kant van hem kennen. En meestal was hij zacht en teder. Maar soms was het ook anders. Zo nu en dan verloor hij zichzelf in hardhandigheid en sadisme. Dan was het beter dat ze het allemaal maar gewoon liet gebeuren zonder al te veel poespas. Hij was maar af en toe zo, dat wist ze. Alleen als hij was terug gekeerd van een missie. En het was erger als er iemand niet mee terug was gekomen. Maar dat accepteerde ze, want Manuel had het zwaar, heel zwaar. De verantwoording voor de hele groep, soms moest het wel heel erg aan hem vreten.

Toen ze achttien werd, kwam ze op de lijst. En dat was een hele eer, want dat betekende dat ze een dezer dagen kon worden uitgekozen om een open gevallen plek in de missiegroep in te nemen. Daar had ze al die jaren voor geleerd, daar had ze zich al die tijd voor ingezet. Een positie die niet vaak aan een vrouw werd toevertrouwd, maar zij was er bijzonder geschikt voor, had Manuel gezegd. Sterk, atletisch en geruisloos als een kat op jacht naar haar prooi. Het was bij Manuels laatste missie dat ze mee mocht naar de stad. Hij in de voorhoede, Angela was onderdeel van de ondersteunende cel, die moest zorgen voor een vrije aftocht. Manuel plaatste een pakket in het huis van een afvallige familie. De heer des huizes was soldaat in het leger en zijn kinderen stonden klaar om in zijn voetsporen te treden. Dit kwaad moest in de kiem worden gesmoord. Het halve huis stortte in na de gigantische klap van de explosie. De vader was echter niet in het huis maar bleek in de tuin bezig met het schoonmaken van zijn pistool. En met dat pistool werd Manuel gedood op de vlucht. Vanuit haar schuilplaats zag ze hoe hij viel, hoe de soldaat op jacht ging naar de anderen, hoe zijn vrouw uit de puinhopen wist te kruipen, hoe ze krijsend haar kind vast hield, dat als een rood gevlekte slappe pop in haar handen bungelde. Pas later wist Angela zich geruisloos in veiligheid te brengen. Op weg naar het diepe donkere en beschermende bos, met een nieuwe reeks verschrikkelijke beelden voor haar ogen. Beelden die iets wisten los te maken, wat diep in haar geheugen was vastgeklonken. Voor jaren onbereikbaar door de intensiteit van het onverwerkt verdriet.

Nadenken, dat was wat ze deed in de weken die volgden, over het zien sterven van Manuel, over de soldaat die hem neerschoot, over het hoe en waarom. Het werd duidelijk voor haar dat die soldaat dan misschien wel hoorde bij een ander leger, maar op dat moment stond daar geen soldaat. Nee, daar stond een vader die zijn gezin verdedigde. Hij had gefaald omdat zijn kind het niet had gered, maar hij was geslaagd in het wreken. Angela kon niet anders dan toegeven aan de veranderingen in haar hoofd. Dit kampement was niet haar redding, Manuel was niet haar mentor en leidraad, de missie was geen actie met een nobel doel. Dit was wreed, dit leven was heel wat anders dan dat ze zich had voorgesteld. En twee maanden na de dood van Manuel was ze haast automatisch en zo geruisloos als een kat uit het kamp geslopen en op weg naar de open bossen en daar achter de velden met mais. Het stadje lag er vredig en rustig bij. Alles wat ze had gezien bij de half mislukte missie van twee maanden terug had veel terug gegeven. Ze wist weer waar haar ouderlijk huis zo ongeveer moest hebben gestaan. Vlak bij het stadje aangekomen verruilde Angela de beschutting van het maisveld voor de straatstenen. Daar lag het echte leven.
En zij was terug.

Hij was het zat om langzaam te worden meegesleurd in het geweld. Nadat zijn buurman onlangs zijn nog jonge kind had verloren besloot hij dat een rol als slachtoffer van een misschien binnenkort te plegen aanslag op onschuldige burgers niet zijn voorland hoorde te zijn. En toen hij zag dat er weer iemand uit de richting van het bos kwam, met die verschrikkelijke en gehate kleding van een guerrilla, aarzelde hij geen seconde en legde aan.
Missen was geen optie.

(Eric Odijk)

2 reacties

Opgeslagen onder Verhalen

Onsonnet

deemoedig ontkrampen zich
de regels rondom het zorg-
vuldig gekozen boeket
van zachtrozige woorden,

krachteloos en niet dragend
vrucht verwelken alle me-
deklinkers tot een slappe
donkergroene waas van bruut

ontwrichte klanken, waarvan
meer lezing werd verwacht, door
wie dan ook maar vooral mij

zelf, het voelt als regen op
een mooie dag, met golven
op de branding van mijn strand

 

(Eric Odijk)

3 reacties

Opgeslagen onder Gedichten

Vlinder

altijd al gewenst
beleeft zij die mo-
menten waarin zo
schijnbaar onbegrensd

genoten wordt van
alles met de lach
niks moet alles mag
en wat komen kan

snel opgeschoten
los gelaten zacht
vrij ongesloten

want de wereld wacht
nog onvergoten
en ze wordt verwacht

(Eric Odijk)

2 reacties

Opgeslagen onder Gedichten

Reputatie…

Au! Dat deed zeer! Mij een beetje slaan! Waar was dat nou weer voor nodig?

Dat weet je best, jij… jij vuile… hoe haalde je het in je hoofd!?

Oh, en nu heb ik het weer gedaan. Het was nou niet bepaald dat jij geen signalen afgaf of zo natuurlijk. Maar natuurlijk, speel gerust het zwakke meisje. Al was het maar om je reputatie te redden. Over die van mij wals je dan maar meteen even heen.

Reputatie, jij? Alsof jij je daar ooit al eens druk over hebt gemaakt, de hele buurt kent je. Dus waar heb jij het dan over. Ik vind het gewoon belachelijk, beetje mij zitten verleiden en gebruik maken van het feit dat mijn verkering net uit is en dan toeslaan. Ik krijg er nu alweer spijt van dat ik vorige week mijn hart heb uitgestort bij jou. Wat dacht je: nu is ze vrij en dan wil ze wel? Beetje misbruik maken van de situatie, noem ik dat.

Nou ja, zeg, doe toch normaal! Signalen te over, zeg ik je. En nu je blijkbaar een stuk nuchterder bent dan gisteravond, mag ik het meteen ontgelden. Je doet net alsof ik een of ander beest ben. Ik bedoel maar: je hangt de halve avond tegen me aan, maakt toespelingen, staat te knipogen naar me…

Ja, hallo! Ik knipoog wel vaker naar iemand. Dat betekent toch nog niet dat ik met iedereen zomaar het bed in duik, of wel soms?

Oké, een knipoog dan, prima, joh! Maar dat tegen me aan hangen, en… en… toen ik aan de bar zat, je drukte je voorgevel zo ongeveer in mijn gezicht. Is dat geen signaal? Heb ik natuurlijk ook totaal verkeerd begrepen? En je beet verdorie ook nog eens verleidelijk in mijn oorlel. En maar aan me hangen. Even later kreeg ik ook nog eens een zoen vol op mijn mond. Hallo! Wie zat er nu wie te versieren?

Versieren? Ik was gewoon lol aan het maken! Je kent me toch hopelijk al langer dan vandaag? Dan weet je toch dat ik nooit op je zou vallen? Kom op, zeg.

Wat ben jij gemeen, zeg. Nooit op me zou vallen, ik ben geen monster, hoor. Ik kan toch niet in jouw hart kijken? Het enige wat ik weet is dat jij de hele avond zowat over me heen hing. Ik heb juist vooral in het begin geprobeerd om een beetje afstand te houden, juist omdat ik weet dat ik bij jou helemaal geen kans zou maken. Maar je ging door, nou toen ging ik twijfelen. Zou je dan toch iets met me willen?

Ik was dronken! Had je dat niet door, dan?

Dronken? Aangeschoten, ja. Maar dat was ik ook, het halve café had al veel op. Maar je ging steeds door en steeds verder. Je zat praktisch op mijn schoot, en je arm om me heen. Hoofd tegen me aan, alles. Verdorie, denk je soms dat ik van steen ben? Ik heb ook gevoel hoor, ook gevoelens. Je mag best weten dat ik al heel lang stiekem verliefd op je ben. Hier, zo, dat is er uit. Maar een kans bij jou? Wist ik veel. Ik dacht dat het wel nooit zou gebeuren, en dan ineens gisteren. Ik dacht: eindelijk. En je vroeg me of ik mee ging. En dan pak je me nog vast in de hoek bij de jassen en geef je me nog zo’n kus, eeh… tongzoen. Vertel mij nu nog eens: hoe duidelijk moet ik de boodschap opvatten? Jij hebt mij versierd, hoor. En je ging toch ook mee hierheen? Ik heb je toch niet gedwongen? Je wilde zelf, jij vroeg het aan mij, hoor. Letterlijk: mag-ik-bij-jou-slapen. Hallo!

Ja, hallo! Ik was te dronken om nog naar huis te gaan.

Je was niet met de auto, je was met de fiets. Dus dat is onzin.

Nee, dat is geen onzin, ik had te veel gedronken om nog naar huis te fietsen. Daarom hoopte ik dat ik je kon vertrouwen.

Ja hoor, lekker makkelijk. En dan hier thuis, in de gang begon je al te zoenen en toen ik je naar de slaapkamer bracht, hield je me ook niet echt tegen, he?

Ik dacht dat je me wou helpen. Ik kon niet eens meer staan, bijna.

Nog tot daar aan toe, maar op bed dan? Al dat gezoen, dat gefriemel, jij zat ook aan mij, hoor.

Ik was dronken!

Dronken? En dan zo tekeer gaan, zeker een uur lang?

Een uur? Doe normaal, zeg! Ik was binnen tien minuten onder zeil.

Echt niet, ik heb op mijn wekker gekeken. We kwamen om drie uur bij mij thuis en het was al ruim over vieren toen je in dommelde. En het is niet dat we een boek hebben liggen lezen of zo, hoor.

Een uur lang?

Ja, zeker een uur. En het was heerlijk. Jij deed minstens zo hard mee. Verdorie, je hebt mij juist totaal verrast, ik was zo blij dat je ineens voor mij ging, en je bood het me zelfs al aan toen we nog in het café stonden. In mijn oor, aan de bar, ineens zeg je: ik ben geil. Ik heb zin.

Dat heb ik niet gezegd!

Echt wel!

Niet! Dat zou ik nooit tegen jou zeggen.

Dat dacht ik ook. Maar je zei het echt. En zelfs al zou je het niet gezegd hebben, je hebt me de hele avond lopen versieren. En dat gezoen dan? Bij de jassen? En toen je mijn gezicht pakte en diep in je decolleté drukte? En dan jouw vraag aan mij of je mee mocht naar huis? Ik vroeg jou niet, jij vroeg mij! En hier binnen begon je al aan me te hangen en je wist niet hoe snel je het bed in moest. En niet om te slapen! En nu is het ochtend en heb ik het ineens gedaan. Ineens krijg ik een klap in mijn gezicht en zeg je dat ik misbruik van je heb gemaakt en dat is niet waar.

Welja, tranen, ga meteen huilen. Ik heb het gedaan zeker?

Nee, je deed alles goed. Ik was compleet verrast dat je toch ineens voor mij koos. Eindelijk gaat ze met me mee. Ik was al zo lang verliefd op je en durfde dat nooit te zeggen, bang dat ik je zou verliezen. Denk je dat dat makkelijk was? Ik dacht: laat maar, ze valt niet op je. Zet haar uit je hoofd. En ineens kom je vol over me heen, ik hoefde er niets voor te doen. Wat moet ik dan?

Je wist heel goed dat het tussen ons nooit wat zou worden. Je wist het.

Je kan toch van mening veranderen? En je signalen waren overduidelijk.

Je hebt mijn reputatie verpest!

Reputatie? En jij walst hier gewoon even keihard over mijn hart heen, alsof ik geen recht heb op gevoel. En dan heb jij het over je reputatie? Wat ben jij een bitch, zeg. Jij hebt mij gewoon gebruikt.

Jij hebt mij gebruikt. Ik had te veel gedronken en je had dat moeten weten.

Er is een verschil tussen te veel drinken en dronken zijn. En jij was niet dronken. Aangeschoten, ja. Losjes, ja. Maar dronken? Dan was je wel in slaap gevallen of had je mijn wc of anders mijn bed wel onder gespogen. Zeker na een uur lang vrijen. Dat trek je niet als je dronken bent, hoor.

Ik zou dit nooit gedaan hebben.

En toch deed je het. En even was ik heel gelukkig.

Maar je wist toch…

Ja, maar gisteren was je anders.

Ik zou toch nooit…

Nee, dat blijkt nu wel, ja.

Wat moet ik nou met jou?

Het minste wat ik verdien is een beetje respect. En hopelijk een kans. Al was het maar een kans…

Ja, maar wat moet ik nou met jou?

Ik zou alles voor je doen…

Maar… wat moet ik nou met een meisje?

(Eric Odijk)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Verhalen

Donkerpaars

lange schaduwen gevuld
met tintenregens van groen
tot donkerpaars die je doen
wankelen in het geduld

dat amper op te brengen
weg valt in de euforie
haast zo vast als materie
met tranen aan te lengen

tot een brei van dampend rood
schreeuwend knielend tot zij viel
houvast tot voorbij de dood

een genadekans nihil
dit was slechts het hart in nood
en dan had ze nog een ziel

 

(Eric Odijk)

3 reacties

Opgeslagen onder Gedichten